Pilates kent een aantal benamingen. Wij hebben een woordenlijst pilates. Termen, definities, woorden die worden gebruikt binnen Pilates.
Abdominal hollowing: Het aanspannen van de buikspieren – alsof u een strakke spijkerbroek dichtritst – zodat de onderbuik kan helpen bij het uitvoeren van makkelijke, vloeiende bewegingen.
Ademhalen: Correct ademhalen is essentieel bij Pilates. Het is belangrijk dat u de aanwijzingen goed opvolgt.
Bekken: De botten die de romp aan de onderkant ondersteunen. Aan het bekken zijn de wervelkolom en de benen bevestigd. De bekkenbodemspieren helpen de buikspieren bij het uitvoeren van bewegingen.
Belijning: Zo’n houding aannemen dat het lichaamsgewicht gelijkmatig is verdeeld over de voeten en het skelet zijn natuurlijke belijning houdt.
Blik: Bij Pilates is het belangrijk dat u de blik op de horizon richt om uw lichaam goed in positie te houden.
Buikspieren: De spieren rond de wervelkolom in de onderrug die bewegingen initiëren en helpen een goede lichaamshouding te creëren en te behouden.
Controle: Beheerste bewegingen zijn essentieel bij Pilates, zodat elke beweging vloeiend en gracieus wordt uitgevoerd.
Dorsaalflexie: De voet bij de enkel zo buigen dat de tenen naar voren wijzen en de achterkant van het been gerekt wordt.
Emmerhengsel: Bij de typische Pilates-ademhaling zet het middenrif zich uit en wordt de ribbenkast naar buiten geduwd, als een emmerhengsel dat wordt opgepakt en weer wordt losgelaten.
Feedback: De uitwisseling van informatie tussen lichaam en geest die plaatsvindt tijdens een oefening om ervoor te zorgen dat een beweging juist wordt uitgevoerd.
Halswervelkolom: De botten aan het boveneinde van de wervelkolom, waar deze samenkomt met het hoofd; nek.
Imprinting: Imprinting is een typische pilatesterm en betekent in deze context ‘gewicht afgeven’.
Kern: Het gebied rond het middel, dat sterk en stabiel moet zijn voor vloeiende bewegingen. De spieren van dit centrum worden goed getraind voor optimale kracht en stabiliteit.
Krachtgordel: Term waarmee de kern van het lichaam of het powerhouse wordt aangeduid; het doel van Pilates is dit gebied te versterken en te stabiliseren voor vloeiende bewegingen en de juiste lichaamshouding.
Lichaamshouding: De positie waarin het lichaam wordt gehouden. Een verkeerde houding kan leiden tot allerlei klachten. Doel van Pilates is deze klachten te verhelpen door de lichaamshouding te verbeteren.
Lumbar multifidus: Een van de spieren in het powerhouse. Hij werkt samen met de transverse abdominis ter bevordering van vloeiende bewegingen en een goede lichaamshouding.
Motivatie: Het voor ogen houden van de reden waarom u aan Pilates doet, bijvoorbeeld om fysieke klachten te verminderen of om u lekkerder te voelen.
Neutrale stand: Bij Pilates betekent dit dat de schoudergordel, de wervelkolom en het bekken ontspannen in hun natuurlijke positie staan. Ze worden niet geforceerd en hellen niet over naar links, rechts, voren of achteren.
Plantairflexie: De voet bij de enkel zo stretchen dat de tenen in het verlengde van het been wijzen.
Powerhouse: Andere naam voor de kern van het lichaam, basis van een goede houding en alle bewegingen.
Precisie: Het is eblangrijk de Pilates-bewegingen zeer precies uit te voeren, dat wil zeggen precies zoals ze worden beschreven in de stap-voor-stap aanwijzingen.
Progressie: Een voorstel om een beweging zo te veranderen wanneer het powerhouse sterk en stabiel is, dat deze iets moeilijker wordt.
Schoudergordel: De groep biotten die samen de schouders vormen, zoals de schouderbladen, sleutelbeenderen en bovenarmbotten.
Transverse abdominis: De diepe houdingsspier in de kern van het lichaam, die essentieel is voor het uitvoeren van vloeiende bewegingen en het aannemen van een goede lichaamshouding.
Variatie: Een voorstel om een beweging zo te veranderen dat deze iets makkelijker wordt totdat het powerhouse sterk en stabiel genoeg is voor het moeilijkere werk.
Visualisatie: Het vormen en voor ogen houden van een duidelijk beeld van het gewenste resultaat van een activiteit.
Vloeiende beweging: De ene beweging op een natuurlijke, vloeiende manier in de andere over laten gaan, zonder aarzeling of houterigheid.
Wervelkolom: De bottenkolom die van de onderkant van het hoofd tot de onderkant van de romp loopt en die het skelet bijeenhoudt en verstevigt.
Spieren
Biceps: de spieren die aan de binnenkant van de arm lopen van de elleboog tot aan de oksel.
Iliotibialis: de verticale versterkingsbundel die aan de buitenaknt van het dijbeen loopt.
Monnikskapspier: deze spier ligt in de bovenrug en de nek.
Quadriceps: een grote groep spieren aan de voorkant van het dijbeen van de knie tot de heup.
Triceps: de spieren die aan de achterkant van de arm lopen van de elleboog tot aan de schouder.
Termen
Aanspannen: het trekken van je navel naar je wervelkolom door het aanspannen van je buikspieren, waarmee je een hol of ‘aangespannen’ gevoel in je buik creëert.
Beweging: de kracht waarmee je de bewegingen uitvoert. Bij de bewegingen van de oefeningen op de mat moet je niet met je lichaam ‘gooien’. De beweging moet in je krachtcentrum beginnen en beheerst worden uitgevoerd.
Bewegingsvrijheid: het bereik van de bewegingen die een spier gemakkelijk kan uitvoeren.
Buik intrekken: de fysieke en mentale handeling van het verbinden van je buikspieren met je wervelkolom waarmee je de spieren van je krachtcentrum beschermt en gebruikt.
Dynamiek: de energie waarmee je de bewegingen uitvoert zonder de beheersing te verliezen. Bij de oefeningen op de mat is dynamiek belangrijker dan snelheid. Je energie moet overeenkomen met je niveau van beheersing.
Krachtcentrum: de band van spieren die net onder je middel rondom het lichaam ligt.
Ontspannen: het punt waarop je je armen of benen kunt strekken zonder dat je gewricht ‘op slot’ gaat. Ontspannen knieën zijn bijvoorbeeld niet op slot of overbelast.
Overbelasting: de belasting of strekking van lichaamsdelen boven hun normale grenzen. Wanneer het been bijvoorbeeld bij het kniegewricht naar achteren ‘buigt’. Dan is deze overbelast.
Pilates-houding: de V-houding van de voeten met de hielen tegen elkaar aan en de voeten een paar centimeter van elkaar. Duw de benen vanaf de hielen tot de achterkant van de bovendijbenen stevig tegen elkaar.
Rekken: rekken of strekken zonder belasting of inspanning van de spieren.